Een historische roman van 623 bladzijden vol proza dat nergens aan Tessa de Loo of Arthur Japin doet denken – Prometheus zal Het bloed in onze aderen niet hebben uitgebracht omdat ze een onverbiddelijke bestseller verwachtten. Chaos in Spanje anno 1921, complotterende generaals en politici, veldslagen, anarchistische bommengooiers – het stereotiepe lezerspubliek bestaat uit vrouwen van middelbare leeftijd en die willen vast iets anders dan dit. Een ander tijdperk, minder gedoe, meer emoties. Handelingen en gesprekken – dat is Het bloed in onze aderen. De verteltechnische onhandigheden, de voorspelbare cliffhangers, een structuur die nauwelijks meer is dan een variant op het En toen, en toen-verhaal: wie zich empathisch wil uitleveren komt niet aan zijn trekken; wie zich beschaafd wil laten verrassen door spiegeleffecten en symboliek evenmin. Geen well made novel, geen stilistische schittering, geen personages met diepte, geen aforismen en kalenderwijsheden – niets van dat alles. Het bloed in onze aderen is een heleboel dingen niet die andere boeken wel zijn.
Is het dat? "Bulnes zet zich
met Het bloed in onze aderen in één
klap op de kaart als een van onze belangrijkste jonge schrijvers,” aldus Arie
Storm, de criticus van Het Parool. Er zit iets hysterisch in dat Nederlands Elftal-‘onze’, maar een
Librisjury was het met hem eens. Het boek waarvan ik me afvraag of het vijftien
jaar geleden uitgegeven zou zijn, is een belangrijk boek van een belangrijke
jonge schrijver en wat het belangrijk maakt is de inhoud: een wereld van generaals en
politici, van machtsverhoudingen en cynisme. Een echte eh…mannenwereld. Het is
een onmogelijk gedachtenexperiment, maar ik probeer me het boek voor te stellen
met dezelfde verteltechniek in een echte vrouwenwereld – Engelse suffragettes
uit de jaren twintig. Het boek is geschreven door een vrouw. Een criticus als
Storm zou de eerste zou zijn om te wijzen op clichématige personages die hun bestaan alleen maar danken
aan een schematisch krachtenveld van tegenstellingen, onwaarschijnlijke
verknopingen van feit en fictie, uit een verteltechnisch vacuüm opduikende
memoires en correspondenties van het hoofdpersonage, een eindeloze herhaling van
voorspelbare cliffhangers en 623 pagina’s met fletse zinnen. Nu
prijst hij Het bloed in onze aderen
om de humor, de vorm en de stijl die er niet in te vinden zijn.
Een echt mannenboek. Een
belangrijk boek met een belangrijke inhoud. Niet in het oog lopend commercieel,
niet in het oog lopend geschreven volgens een formule – de schaduweconomie van
de literatuur kent haar wetten. Het
bloed in onze aderen gehoorzaamt ze perfect. Die schaduweconomie van de
literatuur – verkeert die trouwens niet in een crisis? De maatschappelijke
rechtvaardiging van het instituut – pagina’s besprekingen in de kranten,
subsidies en prijzen, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek – stond die niet ter
discussie? Wanneer een georganiseerd gedeelte van de maatschappelijke
werkelijkheid zijn prestige verliest, mogen vrouwen aan het roer komen – het een
is indicatief voor het ander; klassiek voorbeeld is het Amerikaanse onderwijs.
In Nederland worden debuutprijzen voor poëzie serieel gewonnen door jonge
vrouwen, maar het proza? De roman nam
toch revanche? Een van onze belangrijkste jonge schrijvers – wat wordt daar in
zo’n heftige crisissituatie van verwacht?
Ernst, wellicht. De auteur van
Het bloed in onze aderen is niet
alleen een ambitieuze jonge schrijver, maar ook een arts en daar wordt opvallend
vaak melding van gemaakt. Bij de nominatie voor de Librisprijs werd hij door het
camerateam overvallen in het ziekenhuis. De auteur in een witte jas. Deze arts,
deze aardige jonge arts nam een jaar onbetaald verlof om een dik boek te
schrijven.
In de kunst- en
literatuurgeschiedenis bestaat een fenomeen dat Kunstlerschuld wordt genoemd.
Kunstenaars en schrijvers wijden hun leven aan het vegen van verf op doek en het
husselen van woorden op pagina’s. Iets knaagt. Beroemde voorbeelden zijn Thomas
Mann en Rilke. In dagboeken en romans uit de jaren twintig en dertig kom je het
fenomeen nogal eens tegen. Jaloers op de man van de daad, de revolutionair. Wie
weinig politieke instincten had, was jaloers op een arts.
Bij wie in Nederland zijn leven
aan de Schone Letteren wijdt, speelt misschien net zoiets. Particulier ongemak
en een institutie in crisis. De institutie moet gered en het individu niet
minder. Er hangt wat van af. De jonge schrijver die tijdelijk zijn ernstige
beroep opgeeft voor een ernstig boek: het geeft de burger moed.
(dinsdag gepubliceerd op Neder-L)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten