zaterdag 4 december 2021

Neen, niet vergeten

"De fragmenten bezitten uit zichzelf een – onbedoelde – suggestiviteit. Door de aandacht van de dichteres voor het concreet-zintuiglijke hebben deze impressies, etsen, snapshots, miniaturen of hoe men ze ook noemen wil iets van de vluchtige, bloesemachtige schoonheid van haikoes.”

Dat schrijft Paul Claes in het nawoord van zijn vertaling van de gedichten van Sappho. En gelijk heeft hij. Neem deze beroemde regels:

zoals de zoete appel
                bloost aan het eind van een tak
hoog in de hoogste twijgen
                vergeten door de plukkers
neen, niet vergeten
                maar niet te bereiken …..

En neem dit gedicht:

Woudpioenrozen –
juist nu op het hoogtepunt
van hun volle bloei;
te mooi om af te plukken –
te mooi om niet te plukken.

De auteur is Ryokan, een zenboeddhistische monnik die leefde van 1758 tot 1831 en ‘De grote dwaas’ als bijnaam had. Hij schrijft een tanka, het gedicht van 5-7-5-7-7 lettergrepen waarvan de vorm van de haiku is afgeleid. De appel en de roos: ze worden waargenomen en ze brengen iets teweeg dat niet genoemd wordt, maar door de zelfcorrectie gesuggereerd. Zelfcorrectie klinkt nog te sterk: in beide gedichten moet ons oog vooral vallen op de volle bloei.

Maar is het de appel die bloost? De roos die bloeit? Ja, maar niet alleen. Bij Sappho is het ook een jong meisje dat waargenomen wordt door haar juf. Dat meisje zal uitgehuwelijkt worden. Wil ze – in haar onbereikbaarheid – dat wel? En wat zijn de gevoelens van de schooljuf die wéér een geliefde leerling zal moeten missen? Veel minder melancholisch is de monnik. Zijn gedicht laat de ontoereikendheid van menselijke categorieën zien. Plukken of niet plukken: geen van beide moet je willen. Dat je in dergelijke categorieën denkt en de bijbehorende verlangens hebt, bewijst maar weer dat het stadium van de verlichting voor jou een eind weg is. De grote dwaas pepert je dat nog eens even in.

Maar hij heeft de rozen zelf als eerste waargenomen natuurlijk. En het is bij hem dat het dilemma opkomt. Daar zijn ze op het hoogtepunt van hun volle bloei, juist nu. Appels en rozen - wat beide dichters, beide opvoeders vooral gemeen hebben is het verlangen om iets intact te houden, om eigenlijk helemaal niet op te voeden.

 

Het gedicht van Ryokan werd vertaald door J. van Tooren en is te vinden in de door haar samengestelde bloemlezing Tanka, het lied van Japan, Amsterdam 1983.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten