Geest brak wet en de oude paleisdichter wist wat hij van zijn eigen Een winter aan zee moest denken: het was een roosvenster. Pom had het gezegd.
De professor over de structuur van het heelal dat voor 96 procent wordt gevuld met donkere materie: wat we zien zijn de lichtjes van de kerstboom. Een prachtige, effectieve metafoor die de professorale hoop levend houdt. We komen ooit iets te weten over de kerstboom.
Pom ziet de hoge, begrensde ruimte van een kathedraal met daarin een lichtgevende cirkel. Mensenwerk zoals een dichtbundel mensenwerk is. Ergens in Het uur u staat het woord ‘ruimtevrees’. Ik ken iemand die daar last van krijgt als hij een kerk binnengaat.
De enthousiaste professor temt de ruimte met maquettes, knikkers, grapefruits en afstanden van hier tot Moskou.
Mijn eigen favoriete metafoor is die van de middeleeuwse stad. Niet vanwege de kathedraal waartegen zo’n stad aanleunt, maar vanwege wat je ziet vanaf een hoge stadsmuur: het patroon van de daken. Dak voor dak verschillend in hoogte, kleur, lengte, breedte, richting. Stuk voor stuk de uitkomst van een weloverwogen en misschien wel te reconstrueren menselijke beslissing, ergens op de grond. Het eindresultaat is een patroon waarop geen wiskunde vat kan hebben. Bij een product van natuurlijke groei zoals een kerstboom kun je hopen dat het anders ligt.
De stad was Dubrovnik, ik dacht na over de ordening van een bundel verzen die ik een paar weken later de wereld in zou sturen en ontdekte het Ordeningsprincipe van de Menswetenschappen. U kent het misschien al, maar ik moest het vóór me zien.
Nog mooier dan Dubrovnik is de omgeving. Die bestaat uit kustlijnen en eilanden - op een onvoorspelbare manier vullen ze de horizon op. Als stenen in een zentuin. Het oog krijgt rust en het oog blijft in beweging.
De dichter Faverey koos elk jaar hetzelfde eilandje in de buurt van Dubrovnik als vakantiebestemming. Vier weken lang zwom, las en schreef hij. Het eiland kwam hij niet af. ‘De vier eilandjes voor het huis zijn niet verschoven – of ik moet de laatste tien jaar niet goed hebben opgelet’ – zo begon hij een lange brief aan Gerrit en Paula Kouwenaar. En: ‘Ook schoonheid is nauwelijks te verwerken’.
Vier weken lang niet te verwerken schoonheid. Hoe houdt iemand het vol – een dichter nog wel. In zijn vakantie ritualiseerde Faverey wat hij in zijn poëzie ritualiseerde. Het is wat een zenmonnik ritualiseert en wat je onverhoeds zou moeten treffen.
Zo’n zin - alles wat ik nu nog schrijf, krijgt de lading van een inzicht. Bijvoorbeeld: wat ik in Dubrovnik ontdekte, was het concept ‘familiegelijkenis’ van Wittgenstein.
Bijvoorbeeld: de poëzie van Faverey kon niet anders dan een eindpunt zijn.
Bijvoorbeeld: die huizen met hun daken – ik vind ze ontroerender dan zo’n roosvenster, dan een hele kathedraal.
(vrijdag gepubliceerd op Neder-L)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten