maandag 12 januari 2015

Fallicornia

Van Dirk van Bastelaere, de patroon van het Vlaamse postmodernisme, verscheen een nieuwe bundel met de titel die hierboven staat en onder meer de naam van een Amerikaanse staat verhaspelt. Het is, bibliofiele varianten niet meegerekend, Van Bastelaeres zesde bundel. Ook Fallicornia gaat een bibliofiele toekomst tegemoet: de bundel verscheen in 126 genummerde en gesigneerde exemplaren bij uitgeverij Druksel en zal, zoals dat altijd gaat bij Van Bastelaere, ongetwijfeld deel gaan uitmaken van een echte, volwaardige zesde bundel. Met deze veertien lange, meestal meerdere pagina's beslaande gedichten zou zo'n bundel overigens al voor de helft gevuld zijn.  

Allemaal delen, van een geheel dat ontbreekt - om Van Bastelaeres bekendste poëticale uitspraak, uit het slotgedicht van Pornschlegel en andere gedichten uit 1988, nog maar eens aan te halen. De bundel werd bekroond met de Pernathprijs en in zijn dankwoord gaf Van Bastelaere een gebruiksaanwijzing voor zijn lyriek: 

Concreet wil dat zeggen dat ik gedichten probeer te schrijven die de illusie wekken leesbaar te zijn. Ik ga ervan uit dat elke zin afzonderlijk leesbaar moet zijn, maar dat het geheel van het gedicht zich niet mag laten vatten.

Dat laatste kan niet anders omdat de wereld nu eenmaal voorzien is van een 'duizelingwekkende meerzinnigheid'. Die meerzinnigheid hoeft in de poëzie niet weerspiegeld of gerepresenteerd te worden, maar ze moet wel worden opgevoerd: "Geen platte mimesis, maar performantie," aldus Van Bastelaere in een theoretisch stuk uit diezelfde tijd. Het zou bij het lezen niet moeten leiden tot ontroering of andere biedermeiersensaties waar deze dichter weinig mee opheeft, maar tot een ervaring van sublimiteit: "Wat in de mysiek een genieting heet. Ik ge-niet: wat ik was, wordt niets; een tijdelijk verlies van het ik.' Zo'n ervaring is niet zonder risico: Ian Curtis van Joy Division, Mark Rothko, de terroristen van de RAF, de discipelen van Charles Manson zijn voorbeelden van reallife-personages die op een gegeven moment de kaders van het puur symbolische te buiten gingen. Meteen al in Vijf jaar, Van Bastelaeres debuut, kwam dit soort types in zijn werk voor; ook het personage Pornschlegel loopt '(...) door/ de straten, gestoord als Hölderlin.' 

Poëzie met als belangrijkste formele eis: leesbare zinnen. Veel zinnen of zinsflarden in Fallicornia zijn gelukkig meer dan dat. Deze bijv.: 

Iemand// met een gezicht in ontwerpfase? 

Een gezicht als zijn eigen ontwerp// of iets wat daarop lijkt./Daar begrepen wij niets van. 

(...) het smelten / van ijs in een cocktailglas gelijk, maar dan/ tegen de wind in 

We waren geland/ in die stad aan de rand / van het Westen, liftloze liftmuziek, een uitgestrektheid (...) 

Nu het een boek is zijn de beelden beelden  

De belofte van golf / vereist een helicopter // ter documentering van groen en zijn grens met de wereld/ zonder groen. 

Daaruit spreekt de determinatie / van het Dasein,/ dat een seconde later en zonder verpinken zijn zorg uit / wanneer het zijn colt / leegschiet,/ vanaf de heup, / in het gebrekkige arrangement van het Westen. 

Ik heb geciteerd uit de eerste zes gedichten, waarbij het laatste Untitled. Aan de zoom uiteenrafelend gebied desgewenst in zijn geheel ironisch kan worden opgevat. Behalve van determinerend Dasein is er sprake van wind 'die geen pathos kent in dit astrale licht', 'alles was der Fall ist, quoi', 'de gore adem van een verkouden god' en 'openingen/ in het vlees van de wereld/ dat herneemt in een gezicht uiteengespeeld als een // bloembed verwoest// door een vergelijking en voedsel en drek,/ venster en uitzicht, tafel en mes'. Er zijn cowboys die voor minder vanaf de heup hun colt hebben leeggeschoten. 

Deze citaten uit zes gedichten laten bovendien al heel wat meer zien dan de illusie van leesbaarheid op zinsniveau. We bevinden ons - min of meer - in de wereld die de titel van de bundel - min of meer - belooft. Zoals de titel zich laat terugverhaspelen, geldt dat voor de bundel. Tot een verhaaltje van één zin zelfs: dichter maakt reis naar Californië. Veertien gedichten, veertien dagen? Death Valley, herinneringen aan een dode Europese dichter, een stadje met koloniaal-Spaanse architectuur, een villa aan de rand van de woestijn, verveling bij een zwembad, Hollywoodwesterns, landverhuizersheroïek, nachthemel, indianen, geologie, gieren, het strand van Venice, het gedoemde Los Angeles, de oude sheriff van de moorden van Manson. 

Buiten Van Bastelaere kent ‘Fallicornia’ op het hele net maar één zoekresultaat: 

The state great of Falicornia.
What a plupid stucocracy.
Fallicornia.
From the Bolden Gate to the Gay Bridge.
From the Tie-heckies of Vilicon Sally
to Heverly Bills.
 

Enzovoorts. Wat heeft hij gewild met zijn bundel?
 

De gebruiksaanwijzing vond ik in het stuk over Van Bastelaere van Hans Groenewegen, Schuimen langs de vloedlijn; kritieken en kronieken over poëzie, Nijmegen 2002, p. 92.  De twee daaropvolgende citaten in Van Bastelaeres Wwwhhooosshhh; over poëzie en haar wereldse inbedding, Nijmegen 2001, p. 61 en 63. De uitspraak over het 'ge-nieten' komt uit een interview van Annemiek Neefjes in Vrij Nederland, 18 mei 1996. Wordt vervolgd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten