woensdag 30 juli 2014

Een lasso van luister (1)


Taal, stijl, poëtische taal, poëtische stijl. In deze cyclus van drie gedichten bijvoorbeeld:
 
1.
 

Geen lediggang is het meer, van en naar school te gaan.
We lopen ons stuk kassei samen, lettend op onze woorden.
 
Volle kracht van de zon met ons. Met de armen om elkaars
schouders komen we het speelplein op. Believen de staande, 

de kastanjebergschaduw heersend van de muurglasscherpten
tot anderzijds het bloeiseringenoverwolkte, smeedspiesenhek. 

We mogen kiezen wie van de Dioskuren we willen zijn, zijn
wederkerig bereid Pollux' sterfelijke evenknie te wezen.
 

2. 


Onze vrindschap is doordrongen van het kastanjeduister,
van flitsen krijgsgehuil en de zonneschijn om ons heen.
 
Schouder aan schouder tegen de ontgroende bekraste bast
staan wij, die schaduw lieven omdat een gesprek wij zijn. 
 
Onder de kaarsenversierde kastanje der lefpsalmschool is
een schouderophalen over de Uitdrijving uit het Paradijs 
 
over de schrei van de sliert vangers op de tegelvloer zogoed
als over Mooianna in het grintperk omzingzangd met majesteit.


3.        


Een lasso van luister omsingelt met zijn afstandelijke
slang- en tangbeweging ons. We zijn bij elkaar gekluisterd. 
 
Elk klein steekspel is om in een onverschillige woonwereld
de idee van trouw, de eer in de heroïeke stijl vol te houden. 
 
Onder het confronterend oog der geraniumruiten in de Boomse
steenmuur de voor 1000 veldkampementen toereikende gerustheid 
 
van deze met het strobleke, teruggeworpen haar, de krenkend grijs
blauwe ogen, de elitaire lippen sprekend de scherpte des zwaards.


 
Drie gedichten uit Germania, een canto van Jacques Hamelink. Eén canto, ruim 160 pagina's poëzie, onderverdeeld in drie delen die samen weer elf afdelingen vormen. Deze drie vormen het begin van afdeling vier: Onder de kastanje met de tegenstander – de afdeling die het eerste deel, Krijgsgod van de koude grond, afsluit. Ze worden door een blanco pagina gescheiden van de drie daaropvolgende gedichten; ook in de inhoudsopgave worden ze gepresenteerd als een samenhangend geheel. De hele afdeling Onder de kastanje met de tegenstander telt negen gedichten. 

Het is een hiërachische opbouw die doet denken aan de manier waarop kinderen zich in de wereld localiseren: Gorredijk, Friesland, Nederland, Europa, Aarde, Heelal. Met kinderen worden we geconfronteerd in dit gedicht: godenzonen op een schoolplein, die zich van hun klasgenoten afzonderen - zelfs van Mooianna - en hun rituele kleine twisten opvoeren. In de laatste vier regels wordt het misschien een beetje ingewikkeld, maar als ik het goed zie wordt hier in een alledaagse wereld van geraniums en een steenmuur een bijzondere vriendschap opgeroepen: een vriendschap die gelijk is aan '1000 veldkampementen' en de 'ik' die in 'we' is geïmpliceerd daarmee bijna letterlijk een basis biedt. In de laatste twee regels krijgen we een portret van de vriend. 

Met Hamelinks reputatie is het merkwaardig gesteld. 's Lands belangrijkste poëziecriticus, Piet Gerbrandy, schrijft bewonderende stukken en wijdde de helft van zijn dissertatie aan een van de bundels die aan Germania voorafgingen: Zilverzonnige en onneembare maan uit 2002. De dame van de tapisserie uit 2008 werd genomineerd voor de VSB-prijs. Op die bundel volgde twee jaar later Germania. Tussen 1986, het jaar dat een wending in Hamelinks dichterschap betekende, en nu verschenen in totaal veertien bundels en er is een nieuwe bundel aangekondigd. 

Academische belangstelling bestaat er ook in Vlaanderen. Al in 1978 promoveerde Michel Bartosik op Hamelinks vroege poëzie. Een van zijn leerlingen, Anneleen De Coux, promoveerde in 2012 op het poëtisch oeuvre. In Celan auseindergeschrieben, het proefschrift van Carl de Strycker over de invloed van Paul Celan op de Nederlandstalige poëzie, is Hamelink een van de sleutelfiguren. De geleerde belangstelling is daarmee groter dan die voor andere dichters van Hamelinks generatie: dichters als Verhagen, Ouwens, Kopland en zelfs Faverey. 

Met de weerklank in de literaire wereld ligt het anders: veertien bundels en dan één keer een nominatie voor een literaire prijs van allure. Wanneer er een nieuwe bundel verschijnt, komen er soms oprechte bewonderaars aan het woord, maar ik lees vaker recensies waarin achter de plichtmatigheid van complimenten onverschilligheid lijkt schuil te gaan - als de bundels al worden gerecenseerd. In het voetspoor van Komrij wekt de moeilijkheidsgraad van Hamelinks werk bovendien nogal eens de spotlust op - iets waartoe een erkend moeilijke dichter als Ouwens nauwelijks uitnodigt. Met de poëzie van Jacques Hamelink lijkt wat aan de hand te zijn.


Piet Gerbrandy, De gong en de rookberg, Groningen 2012. De dissertatie van De Coux staat integraal op dbnl; zie ook de bibliografie. Het proefschrift van De Strycker verscheen in 2012 in een handelsuitgave.  


Het voetspoor van Komrij: hier en hier.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten