dinsdag 24 september 2013

Oude stilte

‘Jezus, een dichter in Domburg!’ Wanneer zijn vriend Toni, een forse hockeyer met hockeygewoontes, hem het huis wijst van J.C. van Schagen, bloost Abel Roorda en volgt deze uitroep. Niet dat hij ooit iets van Van Schagen gelezen heeft, net zo min als Toni of enig ander personage in Oek de Jongs Pier en oceaan. Meer nog dan de uitroep is daar het blozen. Subtiel laat De Jong zien wat er aan ambities en verlangens huist in een achttienjarige die we al bijna zevenhonderd pagina’s op de voet volgen en die zojuist eindexamen heeft gedaan. 

Vandaag staat er een gedicht van Van Schagen op de poëziekalender van Van Oorschot. Een titelloos gedicht - drie gedichten misschien wel:  


ergens moet het zijn
een soort verwilderde tuin
van oude stilte 
 
de boom voor het huis
zacht wazelt hij zijn verhaal
niemand begrijpt het
 
het heeft geregend
de tuin dampt goede geuren
aarde die verlangt
 
 
De drie haiku’s komen uit Ik ga maar en ben, de bloemlezing uit Van Schagens werk die in 1972 verscheen en waarmee Rob Nieuwenhuys en K. Schippers de dichter weer onder de aandacht brachten. Ook daarin staan ze op één pagina. Dat het geen zuinigheid is, maar een bewuste keuze, blijkt uit de verantwoording. Ik ga maar en ben bevat veel korte gedichten. Omdat juist die ‘voor de samenstellers een hoogtepunt vormen in het werk van Van Schagen’ krijgen ze allemaal hun eigen bladzijde. ‘Hun gesloten karakter met stilten er omheen vraagt eenvoudig veel wit.’ Deze drie haiku’s hebben blijkbaar van meet af aan veel met elkaar te maken gehad. 

Van Schagens beroemde bundel Narrenwijsheid stamde uit 1925. Na een ambtelijke carrière stuurde hij vanaf het begin van de jaren veertig etsen en wat hij ‘schriftsels’ noemde rond aan liefhebbers van zijn werk. Uiteindelijk verschenen er 24 delen van zijn Domburgse cahiers: aforismen, gedichten, verhaaltjes. Grandeur en misère van het eigen beheer: de aforismen zijn wel eens zouteloos en de verhaaltjes zelfgenoegzaam. De keuze die Nieuwenhuys en Schippers maakten, laat de dichter zien op zijn beste momenten. Een vereenzelviging met de natuur die af en toe aan fragmenten van Gorter doet denken – een wat sceptische Gorter. Misschien iets te veel concluderend en subjectiverend om werkelijk vergeleken te kunnen worden met de oorsprong in Japan – de in lettergrepen gevangen flitsen van verlichting die op uiteenlopende types als Lucebert, Borges, Tarkovsky, Barthes zoveel indruk maakten dat hun iets duidelijk werd over hun eigen manier van werken.  
 
Zo. Dat waren namen. Wat doet Van Schagen in zijn minicyclus? Een raadsel opgeven, lijkt het wel. We beginnen onbepaald met een ‘ergens’ dat in ieder geval in het hier en nu niet lijkt te bestaan. Na het even onbepaalde ‘een soort’ doet er zoiets als tijd zijn intrede: een tuin heeft een proces ondergaan; wat er met die ‘oude stilte’ aan de hand is, is niet helemaal duidelijk, maar ze is hoe dan ook bewaard gebleven.  
 
In de tweede strofe wordt de wereld opeens heel concreet: opeens is er sprake van ‘de boom’ voor ‘het huis’. Is die heel concrete boom een exponent van de oude stilte als hij zijn verhaal ‘wazelt’? ( Volgens het WNT komt ‘wazelen’ alleen in het Limburgs voor en betekent het hetzelfde als ‘bazelen’; met die w klinkt het een stuk vriendelijker). Als niemand het verhaal begrijpt, is het in zekere zin nog even stil als voorheen: als er al een boodschap heeft geklonken, is hij niet overgekomen.  
 
De boom doet wat hij doet en dat geldt ook voor andere natuurprocessen: het regent, het dampt en het geurt. De tuin, of hij nu verwilderd is of niet, krijgt een positieve connotatie en de aarde verlangt. Het verlangen gaat vervuld worden, denk ik zo, met al dat vocht, die dampen en die geuren. Het raadsel waar het om gaat, moet het raadsel van de vruchtbaarheid zijn en daarmee van het leven zelve. Het raadsel wordt niet opgelost, maar ons als raadsel gepresenteerd. Als er al een antwoord te vinden is, is dat – de cirkel is rond in een gedicht dat gaat over levenscycli – in een paradoxale tuin vol oude stilte. 
 
Een goed gedicht, geloof ik. Ik hoor er bovendien een reactie op Roland Holsts De Verlatene in: zijn dak wordt een heel huis, de struiken zijn een boom, de winter wordt de lente en het ‘oud verhaal’ een verhaal van vruchtbaarheid. De reputatie van Roland Holst in het interbellum kan moeilijk overschat worden; zijn pathos moet Van Schagen een gruwel zijn geweest. Ook bij een tegenstribbelende collega konden flarden van gedichten en gedragen versregels het hoofd vullen - zoals we dat allemaal kennen van reclameteksten. Als het inderdaad zo ging, dramatiseert dit haikucyclusje in meer dan één opzicht een vitale respons.
 

Gisteren gepubliceerd op Neder-L.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten